Het begeleiden van mijn bijenvolken door het jaar november t/m Juni
Om bijenvolken met succes te begeleiden moet ik op de eerste plaats de kennis bezitten of eigen maken, die betrekking heeft over het hoe en het waarom van het bijenleven. Deze wetenschap moet worden ingepast aan de streek waarin ik imkert. Daarnaast zijn er in de loop der tijden verschillende manieren ofwel methodes ontwikkeld die ik in eenzelfde streek met de diverse bijenrassen kunnen toepassen en waarmee ik goede resultaat kun bereiken. Dit betekent niet dat imkeren een jaarlijks terugkerende routinehandeling is. De veranderende weersomstandigheden, de eigenschappen van het aanwezige bijenras en de huisvesting spelen hierin een voorname rol.
November/December
De wintermaanden zijn voor de imker de maanden november/december om de kennis over zijn hobby te vergroten. Een goede gelegenheid hiervoor zijn de bijeenkomsten in verenigingsverband. Iedere streek heeft zijn eigen mogelijkheden en verrassingen. Iedere imker begeleidt zijn bijenvolken volgens zijn eigen inzicht en ervaring. En hier ligt volgens mij de basis voor de verschillende resultaten met bijenvolken. Om een goed resultaat te kunnen bereiken met onze bijenvolken moet ik, op de juiste tijd, de juiste maatregel nemen en steeds waken over de gezondheid van onze bijenvolken. Daarnaast moet ik ervoor zorgen dat deze bijenvolken voorzien zijn van een koningin die geteeld is vanuit bekende bloedlijnen. Deze koningin moet tijdens het seizoen over meer dan voldoende broedruimte kunnen beschikken. Het bijenvolk moet altijd kunnen beschikken over voedsel en dit heeft vooral betrekking op het stuifmeel.
Tijdens een drachtperiode moet je op de juiste tijd de weelde uit een bijenvolk wegnemen ofwel het zwermen voorkomen. Er zijn nog meer factoren, maar dit zijn wel de bekende voorwaarden die hier al menig keer zijn behandeld, en in de praktijk van het imkeren stiefmoederlijk worden behandeld. De oorzaken zijn legio en zijn in zeer veel gevallen terug te brengen tot deze ene stelling: Het niet op de juiste tijd nemen van de juiste maatregelen. Als een ongeval of ziekte dit verhinderd om je bijenstand te leiden (deze gevallen komen niet voor het hier eerder bedoelde in aanmerking) waarschuw een collega. Stel dit niet uit. Uitstel betekent hier meestal narigheid. Gelukkig is er nog altijd voldoende collegialiteit in onze vereniging aanwezig.
Het gaat hier vooral en hoofdzakelijk over de navolgende feiten. Varroa behandeling niet op de juiste moment inbrengen. Zwarte uitgewerkte raten handhaven. Bijenvolken niet op tijd op ziekte gecontroleerd of de medicijnen verkeerd (of niet) toegediend. Er zijn geen raampjes, kunstraten en (of) broedkamers in voorraad. Ik had op dat moment geen tijd en daarna is het gaan regenen. Ik had nooit gedacht dat ze zo vroeg al gaan zwermen. De vorige week hadden zij nog ruimte genoeg... enzovoorts. Het zijn vooral deze laatste gevallen waardoor ik vooraf geen datum kan bepalen. Maar ik kan in al deze gevallen de oorzaken wel vermijden als ik vooraf de juiste maatregel neem. En de verschillende maatregel kan ik al nemen tijdens de wintermaanden.
Materialen zoals raampjes en broedkamers ontsmetten, raampjes bespannen en uitgewerkte raampjes onder controle houden. Stel dit niet uit. Mijn eigen ervaring is dat als het moment gekomen is dat deze handelingen moeten worden verricht, dat er altijd wat gebeurt. En het uitstel had weer zijn redenen. Dus, nare gevolgen...
Ruim alle uitgewerkte raten nu op. Het is nu de aangewezen tijd om de wassmelter in te schakelen.
Voor de bijenvolken is er nu maar een devies en dat is "rust". Neem maatregelen tegen eventuele rustverstoorders zoals: muizen, vogels, katten, zwiepende takken enzovoorts.
Januari/Februari
De wintermaanden januari/februari zijn bij uitstek geschikt om een programma op te zetten voor het komende drachtseizoen en dit vooral in verenigingsverband. De nieuwe en de jongere leden doen hiermee zeer veel kennis op voor de begeleiding van hun bijenvolken. Enkele punten als voorbeeld. Hoe verkrijg ik suikerdeeg (apifonda)? Welke voederramen gebruik ik? Hoe organiseer ik dit jaar de koninginnenteelt? Wie neem de leiding? Wie kan omlarven en hoe kan men dit leren? Welke imkers stellen een pleegvolk ter beschikking? Wie reist met zijn bijenvolken? Wie heeft bijenvolken ter beschikking voor de serrecultuur en wie voor de plantage? Ligt het zwaartepunt in de streek waarin je imkert of is het de voorjaarsdracht, de zomerdracht of de najaarsdracht? Of is het gebied een combinatiegebied? Hoe en wanneer regel ik het bijenziekteonderzoek? Wie beheert de geneesmiddelen en hoe ontdek ik de verschillende symptomen der ziekten?
Het zijn enkele punten die, als zij tijdens de wintermaanden behandeld zijn, een positieve invloed uitoefenen in het beoefenen van onze hobby. Is op een of andere punt de kennis in je vereniging niet aanwezig, raadpleeg dan de lijst met de voordrachtgevers en maak een afspraak. In januari controleer ik nog eens mijn uitgewerkte raten in de ramenkast en in de afgeschermde broedkamers. Controleer ook je bijenstal op onruststokers.
In januari komt de zin naar ons toe, dus breng ik een warmteprikkel aan op mijn bijenvolken, dit in de vorm van een isolatielaag op de afdekplank. Je neemt een krant en daarop plaats ik 3 centimeter dik isomo, of een tapijttegel of vloerbedekking met een dichte rug. Ik plaats de harige kant op de krant, zodat er een laagje stilstaande lucht ontstaat. Na enige dagen moet je eens je hand tussen de krant en de afdekplank plaatsen: is er temperatuurverschil te merken met de omgeving, dan is alles in orde met het bijenvolk. Is er geen temperatuurverschil waar te nemen. plaats dan maar vraagtekens op het betreffende bijenvolk. Het is raadzaam om deze isolatielaag een weinig te besprenkelen met petroleum of ruwe olie. Ook mieren zoeken in het voorjaar naar een warme huisvesting en ook nog het liefst bij een zoete voedingsbron.
Ik maak ook darrenraat gereed. Een kastraampje zonder bespanning met een strookje kunstraat aan de bovenzijde. Zodra de reinigingsvlucht heeft plaatsgevonden. plaats ik aan een zijde van de broedkamer (bovenste) het raam met suikerdeeg (apifonda) en aan de andere zijde plaats ik het raampje met de darrenraat. De afdekplank neem ik hiervoor niet van deze broedkamer af. Ik verschuif deze plank naar links en (of) naar rechts.
Controleer het vliegplankgedrag tijdens de vluchtperiodes als deze in januari voorkomen. In de maand februari zal dit zeker het geval zijn. Constateert je een afwijkend gedrag bij een bijenvolk, zoals scharrelen op de aanvliegplank, weinig of geen uitvluchten, geen haaldrift op stuifmeel (sneeuwklokje, krokus) of als je moet constateren dat de afdekplank na het inbrengen van suikerdeeg nog steeds los ligt: neem dan de nodige maatregelen voor dit betreffende bijenvolk en dit zodra temperatuur dit toelaat (12-14 graden Celsius). Is ziekte hier de oorzaak van, ruim dit bijenvolk op!!!
Voor de komende drachtperiode is dit bijenvolk waardeloos. Dit bijenvolk is en blijft een gevaar voor al je overige bijenvolken en ook voor de bijen van je collega's in de omgeving. Laat je bijenvolken zo vroeg mogelijk op ziekte onderzoeken. Controleert je afwijkingen of is men zeker van een bepaald gedragspatroon.
Maart/April
Na de reinigingsvlucht heb ik apifonda in mijn bijenvolken geplaatst, zodat bij voldoende stuifmeel in dat bijenvolk de broedaanzet wordt opgevoerd. Het broed van de maand maart zijn de haalbijen op de voorjaarsdracht. Je kan nu zelf streeksgewijs bepalen of dat ik met je bijenvolken voor de voorjaarsdracht op sterkte moet zijn.
Is het zwaartepunt voor je bijenstand de zomerdracht (linde), dan kan ik de voorjaarsdracht benutten om je bijenvolken op sterkte te brengen. Is je hoofddracht de najaarsdracht (heide), dan moet je een gesplitste begeleidingsmethode voeren, aangezien de bijenvolken die terugkomen van de najaarsdracht in hun samenstelling meestal niet geschikt zijn voor de winterzit. Nu zijn de drachtmogelijkheden gelukkig aan verbeteren. Het is momenteel toch zo, dat zowel de Gemeenten als de Provincie en het Rijk, meer inspanningen doen voor de aanplant van drachtplanten. De landbouwers beginnen in te zien, dat verdelgingsmiddelen tegen het zogenaamde onkruid ook hun gewassen benadelen.
Wij kunnen praktisch in heel veel streken van een doorlopende dracht spreken met als zwaartepunten, of de voorjaarsdracht, of de zomerdracht, of de najaarsdracht, of zelfs een combinatie hiervan. Om honing te kunnen winnen moet ik echter niet alleen over sterke bijenvolken beschikken, onze bijenvolken moeten in de eerste plaats gezond zijn. Gezondheid op de een bijenstand is alleen te handhaven, door en constante controle op ziekten van en in de bijenvolken en van een goede hygiëne. Gebruik alleen schone en ontsmette uitgewerkte raampjes, kunstraten van erkende leveranciers en ontsmet je broedkamers en materialen. Het is jammer dat er weer op moet worden gewezen, maar het is en blijft noodzakelijk. Ik moet zowel de Nosema als de varroamijt en de broedziekten blijven bestrijden. Het begin hiervan is controle.
In maart controleer ik mijn bijenvolken op Nosema. Dit laatste is ook van toepassing als je de varroamijt met chemische bestrijdingsmiddelen wil of moet bestrijden. Het gaat er om, de varroapopulatie in een bijenvolk onder het minimum toelaatbare te houden. De eerste zet hiervoor is, dat het darrenraam, zo snel mogelijk is, in een bijenvolk te plaatsen. Of een raampje zonder bespanning met een strookje kunstraat boven in de broedkamer, langs een zijde het voerderraam en langs de andere zijde het raampje voor de darrenraat. Zodra de eerste cellen in dit raampje verzegeld zijn, neem ik dit raampje weg voor controle. Ik controleer cel na cel op de aanwezigheid van varroamijten. Zijn er aanwezig en je vindt er minder dan 10, doorgaan met deze werkwijze. Vindt ik geen varroamijten op je bijenstand ontdekken, laat dan toch altijd een darrenraam ter controle in een of twee bijenvolken aanwezig. Dit darrenraam moet je dan plaatsen in die bijenvolken waarin zich de oudste koningin bevind. Waarom dat weet ik nog niet voor de volle 100%, hopelijk kan ik daar op het einde van het seizoen een antwoord op geven.
Zodra de wilgenkatjes in bloei staan, maak ik mijn bijenvolken gereed voor de voorjaarsdracht. Ik plaats mijn bijenvolken nu op drie kamers. In de onderste kamer plaats ik vijf uitgewerkte raampjes en vijf kunstraten. De uitgewerkte raampjes dienen om bij dracht de eerste nectar en stuifmeel op te vangen. De kunstraten dienen om de huisbijen aan het werk te houden als er geen dracht is. Dit laatste is een zwermvertragende maatregel. Zorg vooral in een drachtloze periode voor voldoende deegsuiker (apifonda) in je bijenvolken om de broedaanzet in stand te houden. Ook vermindering van het openbroed in een bijenvolk bevordert de zwermneiging, er is dan op dat moment een teveel aan voedersappen in dat bijenvolk aanwezig.
Bovenop de nieuwe of onderste kamer plaats ik de onderste kamer van het bijenvolk. In deze kamer plaats ik alle stuifmeel, honing/bijenbrood en in het midden aaneen gesloten alle openbroed. In de bovenste kamer, de toekomstige honingkamer. plaats ik in het midden alle geslotenbroed en dit precies boven het openbroed. Ik plaats ook niet meer geslotenbroed-raampjes, als dat er raampjes openbroed in het bijenvolk aanwezig zijn. Ik moet ze in deze terug verplaatsen naar de bijenkorf, naar de in de natuur levende bijenvolken. Deze bijenvolken werken altijd van boven naar beneden.
Een raatcel wordt opgebouwd en krijgt vervolgens openbroed en dit soms meerdere malen, om daarna te dienen als voorraadkamer. In de bovenste kamer plaats ik ter aanvulling blokken. Langs de zijkanten kan je zowel het voederraam als het darrenraam plaatsen. Dit zijn de gemakkelijkste controleplaatsing.
Zodra de eerste dracht in de honingraten is aan aangekomen, schuif ik deze opzij na verwijdering van de blokken en in het midden van de honingkamer plaats ik weer geslotenbroed. Dit stimuleert niet alleen de bijen om de honing naar boven te verplaatsen, ik verkrijg op deze manier een kwalitatief betere honing en als ik op de lege plaats in de kamer nu kunstraten plaats, heeft de koningin altijd schone nieuwe raat ter beschikking en de huisbijen blijven actief. Bij deze werkwijze blijft de koningin in de broedkamers en is een koninginnenrooster niet nodig om de koningin uit de honingkamer te houden. Is dit wel het geval, dan heeft deze koningin in haar broedkamers gebrek aan ruimte.
Als je de voorjaarsdracht op je bijenstand kunt benutten, of naar het fruit reist, dan kunt je deze bijenvolken voor die dracht versterken. Ik maak van vier middelmatige volken, twee sterke bijenvolken, of van vier sterke bijenvolken twee extra sterke bijenvolken. Dit kan ik als volgt: van twee bijenvolken die naast elkaar op je bijenstand. Het bijenvolk dat blijft staan, verplaats je half / half, dus voor de helft op de plaats van het weggenomen volk. Het bijenvolk ontvangt nu de haalbijen van twee volken. Deze operatie gaat des te gemakkelijker als al mijn bijenkasten in dezelfde kleur zijn en alleen de aanvliegplanken en symbolen verschillen.
Als je nu ook nog een gedeelte van de jonge bijen en enkele geslotenbroedraampjes overhangt en deze plaatst in een vierde kamer aangevuld met vier uitgewerkte raampjes en vier raampjes met kunstraten die je nu plaatst bovenop de derde kamer, dan is bij goed vliegweer de opbrengst van dat bijenvolk verzekerd. Het verzwakte bijenvolk geef ik meer dan voldoende voedsel en dit zowel in stuifmeel als in deegsuiker (apifonda), om het voor de zomerdracht weer te kunnen inzetten.
In maart en april organiseer ik de koninginnenteelt. Zie activiteiten!!!
Mei/Juni
Bij goed vliegweer kan ik, als de voorjaarsdracht niet bevriest, in de maand mei reeds honing oogsten. Om dit te bereiken moet mijn bijenvolken en wel aan een aantal voorwaarden voldoen. In de streek waarin ik imkert moet op de eerste plaats dracht aanwezig zijn, of ik kan mijn bijenvolken in een drachtgebied plaatsen. Daarnaast moet ik beschikken over gezonde en sterke bijenvolken. De weersomstandigheden moeten meewerken en moet er zorg voor dragen dat de bijen steeds over meer dan voldoende ruimte beschikken.
Dit laatste wil ik hier even onder je aandacht brengen. Tijdens een drachtperiode halen de bijen meer dan voldoende nectar en stuifmeel. Onder meer dan voldoende versta ik, dat er voor deze nectar en stuifmeel voldoende op bergruimte in het bijenvolk aanwezig is. Ruimte in een bijenvolk is tijdens de drachtperiode van essentiële waarde.
NU ZIJN ER TIJDENS EEN DRACHTPERIODE DRIE FACTOREN DIE DIT RUIMTE BEZIT AANTASTEN:
1. De legcapaciteit van een koningin wordt tijdens een drachtperiode intensiever. De oorzaak hiervan is de overdadige stuifmeelaanvoer.
2. De bijen dragen de nectar over aan de huisbijen die deze nectar daarna plaatsen in de lege ramen die zich bevinden in het laagste gedeelte van de bijenkast en eventueel rondom het broednest.
3. De ingedikte nectar wordt door de bijen opgeslagen in de raten en het liefst in de raten boven het broednest. De koningin moet haar activiteiten dus verleggen naar beneden.
Is er in de benedenverdieping nu onvoldoende ruimte, dan loopt niet alleen de broedaanzet in dat bijenvolk terug, waardoor dit bijenvolk verzwakt, maar er ontstaat in dit bijenvolk tevens een overschot aan voedersappen en dit roept de zwermdrift in dat bijenvolk op. Als tijdens de voorjaarsdracht mijn bijenvolken iedere dag kunnen vliegen om dracht naar binnen te halen, dan heb ik geluk en is er met dat bijenvolk, als ik het goed begeleid, niets aan de hand. Is er echter een lage temperatuur of een te lange regenperiode, dan moet ik er voor, dat mijn bijenvolken actief bezig blijven.
Voor deze activiteit breng ik kunstraten in een bijenvolk en dit vooral met de bedoeling om de huisbijen aan het werk te houden. Kunstraten uitbouwen vraagt aan de bijen energie en deze energie moet in ons geval geleverd worden door de aanwezige deegsuiker (apifonda). Zorg in de zomermaanden voor meer dan voldoende ruimte, voor de aanwezigheid van kunstraten en voor voldoende deegsuiker in de bijenvolken.
De bijen slaan het liefst de honing op in raampjes met uitlopend broed. De koningin plaatst haar eieren het liefst in schone nieuwe raat. Als ik de geslotenbroed in de honingkamer plaats en neem hiervoor de donkerste broedraampjes, en plaats kunstraten in de broedruimte. Voldoe ik aan beide verlangens en is er rust en orde in het bijenvolk. Ik moet gewoon te rade gaan bij de natuur. In de natuur bouwt een bijenvolk van boven naar beneden en in de nieuwe raat plaatst de koningin haar eieren.
Na meermaals bebroed te zijn, plaatsen de bijen de honing in de gepoetste cellen. Als deegsuiker in de juiste samenstelling is klaargemaakt, gebruiken de bijen deze deegsuiker (apifonda) alleen voor hun activiteiten, omdat zij van hun voedselvoorraad in de raatcellen het liefst niets gebruiken. Moeten zij noodgedwongen de voedselvoorraad in de raatcellen aanspreken, dan gaat dit ten koste van de broedaanzet. De koningin schakel terug en dit met alle gevolgen van dien. Om dit te kunnen bewijzen neemt je op de bijenstand twee even sterke bijenvolken. Het ene bijenvolk geeft je constant deegsuiker. Blijven beide volken aandachtig volgen en je zult al heel snel ontdekken, wat een voederraam met deegsuiker als drachtprikkel in een bijenvolk voor een effect heeft.
Verder wil ik hier nog eens wijzen op de start voor een drachtperiode. Plaats nooit meer raampjes met geslotenbroed in de honingkamer, als dat er openbroed in de bovenste broedkamer aanwezig is. Blijf je de bijenvolken op de aanwezige ruimte volgen en plaats zo nodig een vierde of vijfde kamer en dit altijd onder. Deze kamer bevat voor de helft kunstraten en voor de helft rechte zuivere uitgewerkte raampjes. Deze raampjes staan om en om. Nooit kunstraten vlak naast elkaar plaatsen om het krom uitbouwt te voorkomen. Bij een aflopende dracht kan het zelfs noodzakelijk zijn dat je de uitgewerkte lege raampjes uit het bijenvolk wegnemen, om deze te vervangen door kunstraten. Dit doe ik om de huisbijen actief bezig te houden. Tevens is dit een middel om het zwermen te voorkomen.
Verzamel nu, als dit mogelijk is, stuifmeelraampjes voor de winterzit. Is er meer dan voldoende stuifmeel in het bijenvolk aanwezig, dan neem ik een raam stuifmeel (of meerdere) uit dit bijenvolk weg en bewaren deze raampjes voor slechtere tijden. Een imker heeft nooit genoeg stuifmeelraampjes in voorraad. Deze raampjes bewaar ik als volgt. Wij drukken er eerst een punaise in en plaatsen daarna dit raam tijdens de dracht in de bovenste kamer van een goede productievolk. De bijen vullen nu de cellen met honing en zegelen de cellen af. Daarnaast plaats ik dit raam (herkenbaar aan de punaise) in een ramenkast. Probeer indien dit mogelijk is, voor ieder bijenvolk voor de winterzit twee van deze stuifmeelraampjes gereed te hebben.
Ik plaats deze raampjes dan links en rechts van het voedselblok. Stuifmeelraampje, zes uitgewerkte lege raampjes, stuifmeelraampje.
In de maand mei kan ik de eerste ronde uitzetten voor de koninginnenteelt. Neem hiervoor tijdig contact op. Vroeg geteelde koninginnen kan ik inzetten om zelfstandig een bijenvolk uit te bouwen voor het seizoen. Is er varroabesmetting op je bijenstand, dan kan ik tijdens de dracht deze varroabesmetting bestrijden.









