Het begeleiden van mijn bijenvolken door het jaar Juli t/m Oktober
Om bijenvolken met succes te begeleiden moet ik op de eerste plaats de kennis bezitten of eigen maken, die betrekking heeft over het hoe en het waarom van het bijenleven. Deze wetenschap moet worden ingepast aan de streek waarin ik imkert. Daarnaast zijn er in de loop der tijden verschillende manieren ofwel methodes ontwikkeld die ik in eenzelfde streek met de diverse bijenrassen kunnen toepassen en waarmee ik goede resultaat kun bereiken. Dit betekent niet dat imkeren een jaarlijks terugkerende routinehandeling is. De veranderende weersomstandigheden, de eigenschappen van het aanwezige bijenras en de huisvesting spelen hierin een voorname rol.
Juli/Augustus
De voorbije winterperiode heeft een zware klap toegebracht aan het volkenbestand bij veel imkers. Het was nog niet zo erg als in 1929. Toen duurde de koudeperiode ongeveer even lang maar de temperaturen waren daarbij extreem laag. De gevolgen hiervan zijn per bijenstand verschillend. Het is afhankelijk van de toestand van een bijenvolk op het moment van het inwinteren. Deze toestand bepaal ik zelfs, tijdens de maanden juli en augustus. Het aantal met nosema besmette bijenvolken en het aantal gestorven bijenvolken is de laatste jaren nog nooit zo hoog geweest. En in bijna alle gevallen moeten wij slotsom komen dat de grondoorzaak hiervan bij de imkers ligt. Onder de gestorven bijenvolken werd ook mijtziekte gevonden. Al eerder is hier de stelling verkondigd dat het resultaat van een bijenstand berust op drie pijlers: Het drachtgebied, het bijenvolk en de begeleiding. Van invloed hierop zijn: de weersomstandigheden, de eigenschappen die in een bijenvolk aanwezig zijn en het inzicht van de imkers. Bij het lanceren van deze stelling ga ik er wel van uit dat de bijenvolken gezond zijn. De gezondheid van iedere individu kan men of beschermen of ondermijnen.
Beschermde maatregelen zijn: Een goed huisvesting, een hygiënische begeleiding en een juiste voeding (voor de bijenvolken betekent dit meer dan voldoende stuifmeel). De eerste twee punten spreken voor zichzelf. Het derde punt is de eerste zondebok voor de afgelopen winterperiode. De laatste drie jaren was er in het voorjaar, nog veel verzegelt wintervoer in de bijenvolken aanwezig. Waarom zou je zoveel voedsel geven aan de bijenvolken, als zij het toch niet opnemen? En drie jaar lang werd de kraan geleidelijk minder opengezet. Acht ramen met voedsel werden gereduceerd tot slechts zes ramen. "Een bijenvolk kan overwinteren in een zesramer", concludeerde men, en dus werden ook de minder sterke bijenvolken ingewinterd. Ook werd er met de samenstelling en de hoeveelheid van het voedsel gesjoemeld. Bijenvolken overwinter ik op acht ramen met voedsel, te weten ongeveer twee ramen met stuifmeel, twee ramen met honing (geen najaarshoning) en vier ramen met suikerstroop. Dit voedsel moet als een aaneengesloten blok aanwezig zijn in de bovenste kamer. Een goede hygiënische begeleiding mag dan wel een alles omvattende uitdrukking zijn. Maar het betekent wel dat ik altijd moet werken met zuiver en ontsmet materiaal. Verwissel minstens tweemaal per jaar de kamers en de bodemplank van het bijenvolk en ontsmet ook geregeld het gereedschap, de afdekplank en de aanvliegplank. Draag zorg voor een goede isolatie en besteed voldoende aandacht aan de ventilatiemogelijkheden in het bijenvolk. Bestrijd ten allen tijde schimmels in de bijenvolken. Laat de bijenvolken in augustus onderzoeken op nosemabesmetting.
Als ik met dit bijenvolken volgens de hierboven omschreven voorwaarden de winter ingaan, dan zijn de levensbeschermde maatregel voor ongeveer 70% vervuld. De 30% die overblijft, bestaat uit maatregel die ik tijdens het bijenjaar uit voorzorg of naar aanleiding van de waarneming moet nemen. Maatregel die ik bij iedere kastinspectie moeten nemen zijn: De controle op de toestand van het broed (celdeksels), de broedverhouding, de controle van het darrenraam (varroa), de aanwezigheid van wasmot en het gedrag van de bijen. Dit zijn levensbeschermde maatregel die ik altijd moet nemen omdat ieder bijenvolk van buitenaf wordt bedreigd door bacteriën en parasieten. De hoofdoorzaak hiervoor ligt bij de mens: "de imker", in dit geval de bijenhouder".
De afgelopen drie jaren is in de fruitteelt de inzet van bevruchtingsvolkje flink toegenomen. Het was in principe ook heel eenvoudig. Als de bevruchtingsperiode voor het fruit voorbij is, dan zet men de volkjes bij elkaar in een rek. De zomerhoning mogen zij houden en in het vroege voorjaar zijn zij weer te gebruiken. Een van die aardbolgraveurs maakte nog de opmerking: "zij gaan zwermen is dat helemaal niet erg, er blijft altijd een koningin in dat volkje". Maar in het voorjaar van 1996 was de toestand dan wel even anders, zo niet dramatisch. Oorzaak: onverzorgd de winter ingegaan. Gevolg: gestorven door verzwakking en verzwakking roept ziektes op. Zieke bijenvolken zijn een groot gevaar voor de bijenteelt. Zelfs het kastmateriaal van gestorven bijenvolken moeten wij grondig reinigen en de dode aanwezige bijen samen met de aanwezige raten verbranden. De lering die ik uit deze ervaring moeten trekken is extra waakzaam te zijn voor de bedreigingen voor de bijenvolken van buitenaf. Deze waakzaamheid moet zeker aanwezig zijn in de maand juli, zodat ik met gezonde bijenvolken de winter in kunnen gaan.
Gezien in hoge percentage aan nosemabesmettingen in dit voorjaar moet ik ervoor zorgen dat de bijenvolken over zuivere raten en zuiver kastmateriaal kunnen beschikken. Nosema is een hardnekkige bijenziekte. Nosema is de grondoorzaak voor verzwakking van het bijenvolk en verzwakking maakt een bijenvolk gevoeliger voor andere besmettingen. Alle onderzochte bijenvolken, die met de mijtziekte waren besmet, hadden ook nosema. In alle verdwenen bijenvolken waren de raten besmet met nosema. Er waren ook roerziekte gevonden, hetgeen bewijst dat de suikerstroop onvoldoende verzegeld was. Ook deze bijenvolken waren besmet met nosema. Is een bijenstand eenmaal met nosema besmet, dan is deze bijenstand moeilijk nosemavrij te krijgen. De oorzaak hiervan is de taaiheid van de nosemasporen (levensduur) op de verschillende materialen.
De levensduur van nosemasporen in honing bij een temperatuur van ongeveer 25 graden Celsius bedraagt ongeveer 75 dagen. Op raten en raampjes is dit ongeveer 8 tot 10 maanden. Dit betekent dat in een eenmaal besmet bijenvolk de nosemabacterie acht maanden latent aanwezig is. Ik moet deze besmetting niet alleen in het bijenlichaam bestrijden, maar vooral de sporen op het aanwezige materiaal. Materiaal uit besmette bijenvolken, ik niet gebruik voor andere bijenvolken. Dit is ook van toepassing op het aanwezige voedsel. Bijenvolken die besmet zijn met nosema ruim ik op. Raten en voedsel moet ik verbranden. Het kastmateriaal moet ik grondig reinigen en in de zon laten drogen.
Een nosemabesmetting in een bijenvolk kan ik op twee manieren vaststellen. De eenvoudigste manier: neem een aantal bijen van de vliegplank en maak deze dood door de kop te verwijderen. Neem nu het borststuk tussen duim en wijsvinger en in de andere hand een pincet. Pak met deze pincet het laatste segment van het achterlijf en trek dit langzaam weg. De endeldarm en de middeldarm van de werkster komen nu naar buiten, Deze ingewanden leg ik nu op een draagglaasje. Is de kleur van de ingewanden donker, dan is er geen besmetting aanwezig. Is de kleur van deze ingewanden wit, dan is er wel nosemabesmetting aanwezig. Neem bijvoorbeeld 50 bijen, dan is de verhouding tussen "besmet" en "niet besmet" een basis om gemakkelijk de besmettingsgraad te bepalen.
In de maand juli behandel ik in de bijenvolken tegen de varroamijt. Sinds 2006 behandeld ik met BEEVITAL HIVE CLEAN, voor krachtige gezonde bijen. Activeert het natuurlijke poetsgedrag van de bijen. Samenstelling: water, sacharose, citroenzuur, oxaalzuur, propolisextract, etherische oliën. Sinds 2010 voor eerst met TYMOVAR en in december met oxaalzuur behandeld. Sinds 2015 weer met BEEVITAL CLEAN behandeling!!!
September/Oktober
In de maand juli heb ik mijn bijenvolken die niet worden ingezet voor de najaarsdracht van varroa behandeld. Vanaf eind juli heb ik prikkelvoeding aan deze bijenvolken gegeven en in de maand augustus zijn mijn bijenvolken op ziekte onderzocht. Het wezen hier nogmaals vermeld: ga niet met bijenvolken de winter in die met nosema of met welke soort van broedziekte ook, besmet zijn. Ruim deze bijenvolken op en ontsmet al het gebruikte materiaal. Verbrandt al de raten met het daarin aanwezige voedsel en broed. Het is veel gemakkelijker om een gezonde bijenstand gezond te houden, dan een zieke bijenstand gezond te maken. Dit laatste vraagt meestal om drastische maatregelen. Indien nodig worden deze maatregelen nu genomen. Ga dus niet met zwakke bijenvolken de winter in. Zwakke bijenvolken (indien ze gezond zijn) moet ik nu verenigen. Zwakke bijenvolken die ziek zijn ruim ik op!!!
In de eerste week van september plaats ik mijn bijenvolken op twee kamers. Geeft deze bijenvolken een schone bodemplank en plaats deze bodemplank iets aflopend naar voren. Op deze bodemplank plaats ik een schone broedkamer met daarin twee kantblokken van een raam en de overige acht raampjes neem ik uit het betreffende bijenvolk weg. Dit zijn de broedraampjes met al het open en gesloten broed en de koningin. Plaats deze raampjes in precies de zelfde volgorde. Zijn er meer dan acht raampjes met broed, dan plaats ik een derde broedkamer als onderste kamer. In deze derde broedkamer plaats ik uitsluitend geslotenbroed aangevuld met klimraampjes en daarop plaats ik een koninginnenrooster. Na het invoederen neem ik deze derde broedkamer uit het bijenvolk weg. In deze bovenste zuivere broedkamer plaats ik weer twee kantblokken, daarnaast aan iedere kant, een raam met honing en daarnaast een raam met stuifmeel. Het is natuurlijk ook mogelijk dat deze hoeveelheid aan stuifmeel en honing over meerdere raampjes is verdeeld. Draag er wel zorg voordat alle in gebruik te nemen raampjes ziektevrij en in lege toestand doorzichtig zijn. Ik begin na deze werkzaamheden direct met het geven van het wintervoedsel. Suiker:water in de verhouding 3:2. Dit is suikerwater. Dus 3 kilogram suiker mengen met 2 liter lauw water.
De bijen hebben voor de winterzit een lichaamsvet opgebouwd met behulp van stuifmeel. Dat is hun weerstandsvermogen tegen koude, vocht en ziekte. Het totale voedselpakket voor een bijenvolk voor de winterzit moet overeenkomen met een droog suikergewicht van 15 kilogram. Voor iedere 4 vierkante decimeter verzegelde honing mag je 1 kilogram suiker in mindering brengen (twee vierkante decimeter raat aan beide zijden verzegeld). Voor het stuifmeel is dit 3 vierkante decimeter (anderhalve vierkante decimeter aan beide zijden). Als ik invoerderd moet dit gebeuren zonder onderbreking en gelijktijdig op alle bijenvolken. Sorteer nu ook alle niet in gebruik zijnde uitgewerkte raampje. Meer dan viermaal bebroede raampjes (niet meer volledig doorzichtig) ruim ik op. Uitsnijden, verzamelen en de wassmelter in. Maar kijk uit. In veel van deze raampjes zit waarschijnlijk nog bijenbrood. Bijenbrood is stuifmeel dat door de bijen in de raatcel is geconserveerd.
In een bijenvolk is bijenbrood een zeer lange tijd houdbaar. Buiten het bijenvolk is dit niet zo door de inwerking van het vocht dat in de lucht aanwezig is. Bijenbrood is veredeld stuifmeel door de inwerking van de hoogwaardige componenten die in de meermaals bebroede raatcellen aanwezig is. Je zal in een bijenvolk nooit stuifmeel aantreffen in pas uitgebouwde kunstraten als er voldoende lege meermaals bebroede raatcellen in dat bijenvolk aanwezig zijn. Dit bijenbrood is niet alleen een uitstekend middel voor de gezondheid van onze bijenvolken, maar ook voor ons. Je neemt daarvoor bijvoorbeeld een rvs rondstaafje van ongeveer 2 tot 3 millimeter dikte, slaat de punt plat en zet dat gedeelte haaks om en werkt het bij zodat je een haaks lepeltje krijgt met een lepellengte van ongeveer drie millimeter.
Je begint altijd in de lege raatcel naast de met bijenbrood gevulde cel, drukt het lepeltje op bodemhoogte door de celwand en trekt het omhoog. Het bijenbrood zit nu op de lepel. Je verzamelt al deze korrels, laat deze drogen en maalt ze in een elektrische koffiemolen tot poeder. Gebruik hiervan niet te veel: Iedere dag 's morgens een snuifje op de honing. Het werkt veel beter dan stuifmeelkorrels. Heb ik over, dan verwerk ik deze hoeveelheid in het voorjaar door het deegsuiker (apifonda). Als ik de raampjes zuiver maak, verzamel ik ook alle daarop aanwezige propolis. Denk er aan: Alleen de propolis welke roodbruin van kleur is. Alle andere kleuren zijn opgebouwd uit harsen en uit sappen (gommen) van bijvoorbeeld dennen en kersenbomen. In de natuur gebruiken de bijenvolken deze kleverige harsen voor het afdichten van kieren en het verkleinen van openingen. In bijenkasten waar de afmetingen niet zo precies meer kloppen (afstanden en openingen minder dan 4 millimeter) gebruiken de bijen instinctmatig deze hars om deze reten op te vullen. Alle openingen in een bijenkast (raampje - kastwand) waarin een bij zich niet kan bewegen worden door de bijen met deze hars, vermengd met was, gevuld, dit ter bestrijding van ongedierte (wasmot) en bacteriën. Deze kit heeft dus niets met propolis te maken.
Niet in gebruik zijnde broedkamers en raampjes waarmee ik overwinter. Reinig ik grondig en bescherm ik nu al direct tegen vocht, muizen enzovoorts. Begin daar zo snel mogelijk mee. Je moet ook al je gereedschap reinigen, zoals beroker, beitel, borstel enzovoorts. Ik reinig mijn materialen met heet sodawater, naspoelen met zuiver water en inde zon laten drogen. Dit is de basis van de ziektebestrijding.
Rechte, doorzichtige uitgewerkte raampjes plaats ik in een ramenkast of in gereinigde broedkamers. Deze broedkamers moeten absoluut vlak op elkaar aansluiten. Zowel aan de onderkant als aan bovenkant worden deze broedkamers volledig afgesloten. Op de bovenste rij raampjes plaats ik een schoteltje (porselein, geen metaal of keramiek) met ijsazijn en daarop een lege broedkamer. IJsazijn doodt niet alleen de wasmot maar ook de nosemabacil. Deze ijsazijn moet tijdens de eerste maanden om de drie weken worden gecontroleerd en opnieuw worden aangebracht. Zodra de buitentemperatuur lager is dan 10 graden Celsius stopt de werking van ijsazijn. Niet dat ik zo omstreeks kerstmis (zachte winter) weer een telefoontje krijg van: "nu moet je toch eens komen kijken. Ik heb het precies zo gedaan als is beschreven. Het is een en al wasmot!!!".
En inderdaad: rijen wasmot poppen in de broedkamers. En tussen de broedkamers? Hier en daar reten van 2 millimeter. Zelfs breng ik altijd vaseline aan op de kastranden. Ook kunt je voor de bescherming van je uitgewerkte raampjes tegen de wasmot de in de bijenhandel bestaande producten gebruiken. Haal geen kamferballen bij de drogist of de apotheker: uw raampjes zijn na behandeling hiermee waardeloos. Je kunt je raampjes, beschermd tegen de regen en met ruimte er tussen, ook buiten ophangen, maar zowel de ziektekiemen als de muizen hebben dan vrij spel.




