INSTRUCTIETIPS VOOR KONINGINNENTEELT

 

INSTRUCTIETIP KT 1
Voorbereiding op de teelt
Niet ieder willekeurig bijenvolk is geschikt om als teelt- c.q. Pleegvolk te dienen. Het moet daarom in een goede conditie worden gebracht. Dit doe ik door in een periode van minstens 8 dagen voorafgaande aan de overlarfdag de teelt goed voor te bereiden:
• Ik kies dus minstens 8 dagen van te voren het bijenvolk uit. Dit bijenvolk moet veel jonge bijen hebben om als pleegvolk, maar ook om als bijenvolk te kunnen dienen dat de bijen levert voor de starter,
• Een bijenvolk dat reeds speeldopjes heeft aangezet kan het beste resultaat geven. Het produceert plusminus 25 tot 30% meer voedersap en levert daardoor meer en grotere koninginnen.
• Zijn er reeds dopjes aanwezig, dan is het bijenvolk minder geschikt.
• Het bijenvolk moet minstens 2 broedkamers bezet hebben met broed. Anders is het niet sterk genoeg.
• Ik verwijder het gesloten darrenbroed uit de bovenste broedkamer als de bijen later ook nog voor het vullen van de bevruchtingskastjes worden gebruikt.
• Ik plaats nu ook het moerrooster. Als de koningin boven het moerrooster zit, kan ze daar blijven tot aan overlarfdag. Ik moet echter wel voor voldoende legruimte zorgen.
• Ik hang 1 of 2 stuifmeelramen plus evenveel ramen met honing in de broedkamer waar de koningin niet aanwezig is. Zo voorkom ik dat ik bij het vullen van het starterkastje geen verborgen eitjes of larfjes meenemen.
• Is er geen dracht, dan moet ik het bijenvolk voeren met honing verdund met water. Is er geen stuifmeel, dan voeg ik dat bij uit een ander bijenvolk.
• Op de overlarfdag controleer ik het bijenvolk weer op aanwezigheid van dopjes.
• Dan maak ik het startklaar. De koningin moet onder het moerrooster komen en de bovengenoemde ramen met stuifmeel en honing er boven. Ook de darren wil ik onder het moerrooster hebben. Daarom worden alle ramen die in de bovenste broedkamer komen afgeveegd. Voordat het moerrooster wordt gelegd.
• Zoveel mogelijk openbroed, zonder koningin en wordt bovenin gehangen. Ik kan dan na enkele uren hier de meeste jonge bijen verwachten die ik grotendeels gebruik voor de starter.
Het bovengenoemde biedt mij enige garantie op een goede starter en goed pleegvolk. De aanleg van een bijenvolk speelt hierbij ook een belangrijke rol. De geschiktheid merk ik pas na de eerste teeltronde.
Een bijenvolk dat als "leverancier" voor de starter en als pleegvolk niet voldoet, kan ik beter niet opnieuw gebruiken. Er zijn bijenvolken die in de starter te weinig voedersap produceren of die als pleegvolk domweg maar enkele dopjes te verdelen over meer dan een bijenvolk, waarin de koningin zich onder het moerrooster bevindt.

 

INSTRUCTIETIP KT 2
Het maken van een goede starter
Hoewel er andere methodes denkbaar zijn om uit larfjes van een goed Teeltvolk koninginnen te telen, lijkt mij de startermethode geschikt voor de gemiddelde imker.
Hiermee heeft het voordeel om van 1 koningin heel veel jonge koninginnen te telen, wat te goede komt aan de selectie. Een goede starter bepaalt grotendeels het succes van de teelt. Essentieel is de aanwezigheid van 1 raam onverzegelde honing en vers stuifmeel en 1 bouwraam waarin ik met een plantenspuit wat water gespoten heb. Er worden 4 à 5 ramen met veel jonge bijen ingeschud met behulp van een hoge plastic emmer. Zoals boven reeds is vermeld, tref ik deze vooral aan op het open broed. Als ik nu 1 week tevoren de bovengenoemde ramen met stuifmeel en honing eruit nemen, heb ik de zekerheid dat er geen eitjes en geen larfjes in zitten. Wel even goed opbergen.
Het hoeft overigens niet perse het pleegvolk te zijn waar ik de starterbijen halen: de bijen worden namelijk slechts voor 24 uur geleend. Desgewenst kan ik de starter meer dan eens gebruikt worden. In ieder geval worden nu de aangeblazen dopjes in een teeltraam geplaatst dat midden tussen openbroed wordt gehangen. De bijen kunnen terug naar hun eigen bijenvolk.

 

INSTRUCTIETIP KT 3
Wasdopjes
Wasdopjes worden gemaakt van zuivere was of van resten kunstraat die "au bain marie" gesmolten worden bij circa 80 graden Celsius. Verder is een rond vormhoutje nodig met een doorsnee van 9 millimeter: een staafje uit hard hout waarvan de beide uiteinden afgerond en glad geschuurd zijn. Voor het gebruik wordt het houtje een half uur in water gezet om het hout met water te verzadigen. Het houtje wordt met het uiteinde ongeveer 1 centimeter diep in de vloeibare was gestoken en daarna opgetrokken. Pas als de was op het houtje gestold is, wordt het houtje nogmaals een centimeter in de was gedompeld. Daarna nog een derde en vierde keer, maar nu minder diep: zo krijg ik een dopje met een dunne, ronde en stevige bodem. Dit dopje wordt voorzichtig van het houtje afgetrokken. Dat lukt alleen als het houtje voldoende vochtig is; daarom het houtje weer even in het water zetten voordat het volgende dopje wordt gemaakt. Men kan trouwens ook kantklare kunstdopjes kopen. Eveneens met vloeibare was worden de dopjes aan de kurken gesmolten. Een soldeerbout met een uiteinde van een dun koperen plaatje kan hierbij een goed hulpmiddel zijn. De bijen zijn niet kieskeurig in het soort dopjes, maar gebruikte dopjes moeten wel goed schoongemaakt worden. Sindsdien gebruik ik al heel veel jaren een overlarf dopjes van Nicot.

 

INSTRUCTIETIP KT 4
Het overlarven
Dit kan pas 3 à 4 uur nadat ik de starter heb gemaak, beginnen. Uit het Teeltvolk haal ik het materiaal. Ik veeg voorzichtig de bijen van een raam met openbroed en zoeken naar de jongste larfjes die zijn ongeveer 1 dag oud. Door wat celwandraat weg te halen, wordt het overlarven met een overlarfnaald wat eenvoudiger: ik kan nu beter zien hoe ik de overlarfnaald onder de larfje schuiven. Ook een lucifershoutje dat aan het uiteinde is plaatgesneden of een tandenstoker, kan als schepje dienen.
Omdat er voor het overlarven goede ogen nodig zijn, adviseer ik een eenvoudige methode, zodat zelfs een enigszins onhandige imker, met of zonder bril het kan doen. Het is de zogenaamde panty- of spoelmethode. De toepassing hiervan is als volgt:
Neem een raam met eendaags larfjes. Bespuit met een beetje lauw water van ongeveer 30 graden Celsius een gedeelte van het raam waarin zich een groep larfjes bevinden. Een stuk karton met een gat ter grootte van een rijksdaalder (€ 2,00) voorkomt onnodig verlies van larfjes. Schud vervolgens deze besproeide larfjes op een zwart stuk strak gespannen panty door even licht op de ene korte zijde van het raam te slaan. Met een fijn penseeltje kunnen de larfjes nu worden opgeraapt en op de bodem van de dopjes worden gelegd. Een voordeel van deze manier van overlarven is dat er bijna geen larfjes beschadigd worden of verloren gaan.
Bekend is het dat jonge larfjes niet langer dan enige uren zonder bijen in een celletje kunnen leven zonder schade te ondervinden. Ze moeten namelijk regelmatig van voedingssappen worden voorzien.
Hiermee dien ik rekening te houden, als ik de larfjes elders ga halen en er een te lange tijd mee moeten reizen. In dit geval gebruik ik de spoelmethode niet, maar larfjes ik om met de overlarfnaald. Voorkomen moet worden dat ze uitdrogen of blootgesteld worden aan het directe zonlicht en al te sterke afkoeling moeten ik vermijden. Daarom kunnen ze het best vervoerd worden in moerdopjes aan celdophouders die passen in gaten gemaakt in een strook piepschuim. Een nat propje papier onder in het piepschuimgat helpt goed tegen uitdrogen. Ook een vochtige doek is een goed middel.
Thuisgekomen, moet ik de larfjes onmiddellijk overbrengen naar de starter die inmiddels enige uren moerloos is. Van belang is het ook dat de celdophouders goed in de teeltlatten die ook gebruikt kunnen worden tijdens het vervoer. Als nu het starterkastje de dopjes heeft, dek ik het bijenvolkje toe met isolatiemateriaal en trek ik de schuif er uit.
Na 24 uur heb ik het uur der waarheid! Ik ben razend nieuwsgierig of er dopjes aangeblazen zijn. Zo ja, dan het pleegvolk in gereedheid brengen om de dopjes in een teeltraam te kunnen plaatsen. Ik voorkom dat ze wat al te ver aan de buitenkant zitten in verband met een lage temperatuur.

 

INSTRUCTIETIP KT 5
Overlarven en koninginnen telen in een moerloos bijenvolk
In plaats van een starterkastje kunt je ook gebruik maken van een moerloos gemaakt bijenvolk. Je gaat als volgt te werk:
1. Maak een sterk bijenvolk moerloos.
2. Breek na 9-10 dagen alle doppen weg.
3. Geef het bijenvolk, indien mogelijk minder ruimte. Een sterk bijenvolk in een kleinere ruimte geeft namelijk betere resultaten.
4. Plaats nu het teeltraam de dopjes met larfjes naar keuze tussen de raten in het broednest.
5. Controleer na 24 uur de dopjes.
6. Is het aantal met gelei belegde dopjes onvoldoende, hang ze dan alle over in een ander pleegvolk. De dopjes boven het rooster en de moer in de onderste broedkamer.
7. Ga opnieuw overlarven en gebruik nogmaals het moerloze volk. Je laat de dopjes nu in dit volk tot de 12de dag.
8. De vijfde dag worden de gesloten dopjes in arrestkooitje gedaan.
9. De elfde dag worden jonge koninginnen geboren
 
Niet mijn passie! Teveel werk!
Ik gebruik wel van een pleegvolk van de eerste teeltronde, het bovenste broedkamer als een superstarter. Alle broedramen met 1 stuifmeelraam en 1 open voer breng ik dan over in een superstarter (6 raamskast). Daarna het vlieggat openen. Dit superstarter gebruik ik alleen maar voor een doorlopend aangeblazen doppen en die doppen komen in een open broedkamerraam in het gekozen pleegvolk, midden in het broednest waar veel open broed aanwezig is.
Veel succes